Veel gestelde vragen

Op deze website vindt u informatie over de regelgeving rond de overgang van leerlingen van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs, van groep 8 naar de brugklas.

Per schooljaar 2023-2024 veranderen er vier zaken rond de (afname van de) eindtoets (straks doorstroomtoets) en de aanmelding voor het voortgezet onderwijs.

In 2024 geldt het volgende:

  1. Er komt één aanmeldmoment voor het voortgezet onderwijs en wel in de week voor 1 april.
    Op dat moment hebben leerlingen hun definitieve schooladvies gekregen (in de jaren hiervoor meldt de leerling zich aan bij een vo-school zonder dat ‘ie zijn eindtoetsscore heeft en vinden er in de praktijk nog veel bijstellingen van adviezen plaats);
  2. De doorstroomtoets wordt op een vroeger moment in het schooljaar afgenomen.
    In 2024 wordt de toets in de eerste twee weken van februari afgenomen. Er zit dus minder tijd tussen het geven van het schooladvies en het afnemen van de toets. Dit laatste moet ook toetstraining tegengaan.
  3. Het schooladvies wordt bij een hogere score op de doorstroomtoets in beginsel naar boven bijgesteld.
    Scholen mogen hiervan onderbouwd afwijken wanneer dit in het belang van de leerling is.
  4. Zowel de overheid als private partijen gaan de ‘doorstroomtoets’ aanbieden.
    Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) wordt toezichthouder op de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de toetsen. Stichting Cito, die de overheidstoets ontwikkelt, gaat het CvTE adviseren over de toelating en normering van alle doorstroomtoetsen. 
     

Wat niet verandert: de keuzevrijheid tussen verschillende toetsen voor scholen. Die blijft bestaan. Ook blijft de volgorde van schooladvies en eindtoets hetzelfde: het schooladvies wordt afgegeven voordat de doorstroomtoets wordt afgenomen.

Alle leerlingen schrijven zich voortaan gelijktijdig in bij het vo. Zij doen dit pas met het definitieve schooladvies, dus na de afname van de doorstroomtoets en een eventueel bijgesteld advies. Hiervoor is het nodig dat het definitieve schooladvies eerder bekend is dan nu, zodat het vo tijd heeft om de inschrijvingen te verwerken.

Doel van deze werkwijze is dat alle leerlingen evenveel kans maken op een plek op de middelbare school naar keuze. De afgelopen vier jaar heeft 10% van de vo-scholen ten minste één leerling met een bijgesteld advies moeten weigeren, bijvoorbeeld omdat klassen of scholen al vol zaten vanwege eerdere aanmeldingen.

De naam ‘eindtoets’ wijzigt naar ‘doorstroomtoets’. Nu ligt er veel nadruk op de eindtoets en de overgang van de basisschool naar de middelbare school als bepalende momenten voor de schoolloopbaan van kinderen. Een leerling blijft zich echter ontwikkelen. De naam ‘eindtoets’ past niet langer bij deze visie en wordt daarom gewijzigd.

Scholen zijn verplicht om een schooladvies af te geven voor alle leerlingen in het laatste schooljaar van het po. Het schooladvies mag bestaan uit één schoolsoort of uit twee naastgelegen schoolsoorten. Het eerste wordt een enkelvoudig schooladvies genoemd, bijvoorbeeld vmbo-bb. Het tweede is een meervoudig schooladvies, bijvoorbeeld vmbo-t/havo. Over het schooladvies is alleen een aantal procedurele stappen opgenomen in wetgeving. Het is aan het professionele oordeel van de school om het schooladvies vast te stellen en te bepalen welke aspecten onderdeel zijn van de afweging voor het advies.

Valt het toetsadvies hoger uit dan het schooladvies, dan heroverweegt de basisschool het schooladvies altijd. In overleg met de leerling en zijn ouders kan de school het advies dan naar boven bijstellen, maar dat is niet verplicht. Wanneer een basisschool besluit om het advies niet bij te stellen moet zij kunnen beargumenteren waarom dit het geval is. Het is wenselijk dat de vo-school (waar de leerling is aangemeld) bij de heroverweging wordt betrokken.

Ligt het toetsadvies onder het niveau van het geadviseerde schooltype, dan wordt het schooladvies niet aangepast. Deze leerlingen krijgen in het voortgezet onderwijs de kans om te laten zien dat ze het geadviseerde onderwijstype aankunnen.

Basisscholen geven tussen 10 en 31 januari  het voorlopig schooladvies. De school neemt dit advies ook op in het onderwijskundig rapport, dat een beeld geeft van de leerresultaten en vorderingen, het gedrag, de (sociaal-emotionele) ontwikkeling en de ondersteuningsbehoeften van de leerling. Ook het advies op basis van de score op de doorstroomtoets (het toetsadvies) maakt deel uit van het onderwijskundig rapport. Leerlingen en ouders ontvangen uiterlijk 24 maart het definitieve schooladvies.  Tussen 25 maart en 31 maart melden leerlingen zich aan op de middelbare school (vo).

Basisscholen bepalen zelf, in overleg de vo-school, wanneer zij het onderwijskundig rapport bij de school voor voortgezet onderwijs aanleveren. Hierover kunnen in de regio afspraken worden gemaakt. Zo kunnen scholen bijvoorbeeld afspreken dat het schooladvies eerst apart, los van het onderwijskundig rapport, aan de vo-school wordt verstrekt en dat de basisschool het onderwijskundig rapport (inclusief schooladvies en toetsadvies) later nastuurt.

Scholen kunnen gebruikmaken van de Overstapservice Onderwijs, waarmee zij leer- en begeleidingsgegevens van leerlingen via een beveiligde verbinding digitaal overdragen aan de betreffende vo-school.

Het schooladvies Praktijkonderwijs (PrO) en de toevoeging Leerweg Ondersteund Onderwijs (LWOO) hebben een aparte status. Niet de basisschool, maar het samenwerkingsverband VO bepaalt of een leerling een toelaatbaarheidsverklaring krijgt voor praktijkonderwijs. Het samenwerkingsverband bepaalt ook of een leerling is aangewezen voor extra ondersteuning.

Waar wordt het schooladvies op gebaseerd? SLO maakte een Handreiking Schooladvisering. Daarin staat alle informatie rondom wet- en regelgeving, maar ook inspirerende voorbeelden van hoe andere scholen werk maken van het gezamenlijk bepalen van het schooladvies. Handreiking.

Het Lerarencollectief heeft de handreiking schooladvisering van SLO vertaald in zes korte tutorials. Ook hebben zij wetenschappelijke artikelen geselecteerd voor verdieping op de inhoud van de tutorials.

In de filmpjes komen vraagstukken aan bod als:
– Waarom hebben we soms een verkeerd beeld van een leerling?
– Hoe geef je een passend advies?
– Vijf misvattingen over het maken van een schooladvies.

Bekijk de tutorials op de website van het Lerarencollectief

Voor mentoren, brugklascoördinatoren en schoolleiders in het voortgezet onderwijs is een handreiking beschikbaar die kan helpen te bepalen of leerlingen onderwijs volgen op het niveau dat recht doet aan hun capaciteiten en mogelijkheden.

U vindt de handreiking Kansrijke doorstroom na de brugklas op de site van de Rijksoverheid

 

Het Toetsbesluit PO heeft gevolgen voor de toelating van leerlingen tot het voortgezet onderwijs. Daarnaast heeft de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet passend onderwijs gevolgen voor de toelating van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.

Wat niet verandert, is dat vo-scholen een eigen toelatingsbeleid kunnen hebben op basis van de grondslag van de school en aanvullende toelatingseisen kunnen stellen voor profielklassen (tto, kunst, dans, sport). Ook kan de school een eigen beleid voeren voor de plaatsing van leerlingen. Scholen kunnen bijvoorbeeld een lotingsprocedure uitvoeren of voorrang geven aan broertjes of zusjes. Voorwaarde is dat het toelatingsbeleid van de school consistent en transparant is.

 

Basisscholen geven alle schoolverlaters vóór 31 januari het  schooladvies en deze wordt tussen 15 maart en 24 maart mogelijk heroverwogen op basis van het toetsadvies. Het schooladvies is gebaseerd op observaties en resultaten van meerdere jaren en geeft de vo-school een breed beeld van de leerling. Het schooladvies isleidend bij de toelating tot het voortgezet onderwijs. De vo-school mag een leerling, na overleg met de leerling en de ouders, hoger plaatsen dan het advies van de basisschool aangeeft. Plaatsing in een lager schooltype is alleen mogelijk op verzoek van de ouders/de leerling, in overleg met de vo-school.

De doorstroomtoets levert aanvullende informatie op. De toets is een ‘second opinion’,  een onafhankelijk tweede gegeven. Dat geldt voor alle leerlingen, dus ook voor leerlingen voor wie een tweede gegeven voorheen niet verplicht was: leerlingen met een advies voor de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte of gemengde leerweg (al dan niet met lwoo). De vo-school kan ook te maken hebben met leerlingen zonder onafhankelijk tweede gegeven. Sommige leerlingen zijn namelijk niet verplicht om de doorstroomtoets te maken. Zij hebben alleen een schooladvies.

Als een leerling op de doorstroomtoets hoger scoort dan verwacht, dan moet de basisschool het schooladvies heroverwegen. De basisschool kan dan het schooladvies naar boven toe bijstellen. Het nieuwe advies geldt dan als leidend voor de toelating. Scholen mogen hiervan onderbouwd afwijken wanneer dit in het belang van de leerling is.

In sommige regio’s is een loting onderdeel van de po-vo-procedure. Een vo-school met overaanmelding kan een loting uitvoeren onder de aangemelde leerlingen. Voor de plaatsing van de leerlingen die zijn ingeloot, is het schooladvies leidend.

Voor toelating in het vso moet het samenwerkingsverband vo een toelaatbaarheidsverklaring afgeven. De school waar een leerling is aangemeld, heeft zorgplicht. In principe vraagt dus de vso-school (en niet de ouders) deze verklaring aan. Geeft het samenwerkingsverband deze verklaring niet af, dan houdt de aanvragende school de zorgplicht. Zowel de school als de ouders kunnen bezwaar maken tegen het besluit van het samenwerkingsverband.

Met de invoering van de Wet passend onderwijs hebben scholen (po en vo) een zorgplicht voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. De school moet elke aangemelde leerling met extra ondersteuningsbehoeften een passende onderwijsplek bieden. Is de school zelf niet in staat om de leerling de benodigde ondersteuning te geven, dan moet zij op zoek gaan naar een andere school voor deze leerling. Hiervoor werken scholen samen in (regionale) samenwerkingsverbanden. Binnen zes weken moet de leerling een passende onderwijsplek hebben. Deze termijn mag met maximaal vier weken worden verlengd.

Ouders die hun kind op meerdere scholen hebben aangemeld, moeten aangeven welke school hun voorkeur heeft. Deze school heeft de zorgplicht. Er zijn regio’s waar ouders hun kind maar bij één school kunnen aanmelden.

De zorgplicht geldt voor alle leerlingen die zijn ingeloot. Loting gaat dus vooraf aan de zorgplicht.

Om scholen te helpen bij de uitvoering van de zorgplicht, heeft het ministerie van OCW een stroomschema ontwikkeld voor de toelating van leerlingen met speciale ondersteuningsbehoeften.

De vo-school neemt voor de toelating geen extra toetsen en testen af om het niveau van de leerling nader te bepalen, bijvoorbeeld een toelatingsexamen of een psychologisch onderzoek. Ook mag zij, naast de doorstroomtoets, geen extra gegevens als tweede gegeven gebruiken of eisen, bijvoorbeeld de Entreetoets (groep 7), toetsen van het leerlingvolgsysteem of een IQ-test. Zodra de leerling is toegelaten mag de vo-school wel extra informatie opvragen in het kader van plaatsing.

Basisscholen en vo-scholen hebben alle ruimte om op regionaal of lokaal niveau afspraken te maken over de overstap van leerlingen en de gegevens die zij hierbij gebruiken en overdragen. Zo kunnen zij afspreken welke gegevens basisscholen gebruiken bij het opstellen van het schooladvies en hoe zij deze gegevens in dit advies laten ‘meewegen’.

In de volgende situaties mag de vo-school in het kader van de toelating de kennis en vaardigheden van de leerling wél zelf toetsen:

  • Er is voor de leerling geen schooladvies opgesteld en/of de leerling heeft geen doorstroomtoets gemaakt, bijvoorbeeld omdat hij van een particuliere school of uit het buitenland komt.
  • Scholen met een bijzonder profiel (dat specifieke kennis en vaardigheden vereist), mogen voorafgaand aan de toelating, de profielspecifieke kennis en vaardigheden van leerlingen toetsen. Zo mogen bijvoorbeeld tweetalige scholen of Topsport Talentscholen de Engelse taalvaardigheid of de sportprestaties van leerlingen toetsen. De school mag niet toetsen of de leerling geschikt is voor een bepaald onderwijsniveau (dat staat al in het schooladvies), maar alleen of de leerling de vaardigheden beheerst die zijn gerelateerd aan het specifieke profiel van de school.

Leerlingen waarover twijfel bestaat, dienen in het voortgezet onderwijs op een zo hoog mogelijk niveau in te stromen. Als het toetsadvies hoger uitvalt dan het schooladvies, kan de basisschool het schooladvies naar boven aanpassen en krijgt de leerling de kans om zo hoog mogelijk in te stromen in het voortgezet onderwijs. Dit heeft geen negatief effect op het onderbouwrendement van de vo-school: blijkt aan het einde van de onderbouw dat de leerling het aangepaste (hogere) advies niet aankan en gaat de leerling toch naar het oorspronkelijk geadviseerde (lagere) schooltype, dan is dit niet nadelig voor het onderbouwrendement. De inspectie baseert zich bij de berekening van het onderbouwrendement op het oorspronkelijke advies van de basisschool (en dus niet op het naar boven bijgestelde advies). Hoger plaatsen kan voor de vo-school dus alleen maar positief uitpakken in het kader van het onderbouwrendement.

Alle leerlingen moeten aan het einde van het primair onderwijs een doorstroomtoets maken die hun taal- en rekenvaardigheid meet. Met ingang van het schooljaar 2019/2020 geldt deze verplichting ook voor het SO en SBO. In een toetswijzer is vastgelegd welke taal- en rekeninhouden moeten worden getoetst. Daarnaast kan de toets facultatief ook andere kennis en vaardigheden in kaart brengen, bijvoorbeeld op het gebied van wereldoriëntatie.

De doorstroomtoets meet de taal- en rekenvaardigheden van een leerling. Op basis van die prestaties geeft de doorstroomtoets een advies voor de best passende schoolsoort: het toetsadvies. Sinds schooljaar 2014-2015 is het maken van de doorstroomtoets voor groep 8 leerlingen verplicht. In schooljaar 2019-2020 is deze verplichting ook ingegaan in het speciaal (basis)onderwijs.

Elke school kiest zelf een doorstroomtoets. Scholen die vallen onder één bestuur, kunnen elk een eigen doorstroomtoets kiezen. Scholen met twee of meer vestigingen onder hetzelfde BRIN-nummer kunnen per vestiging zelf een doorstroomtoets kiezen, als deze vestigingen door de Onderwijsinspectie als afzonderlijke toezichteenheden worden beschouwd. De doorstroomtoets moet een door de minister van OCW goedkeurde en toegelaten toets zijn. Aanmelding voor de doorstroomtoets van uw keuze is tussen 1 oktober en 15 november. 

De doorstroomtoets moet vervolgens worden afgenomen in de eerste twee weken van februari. De papieren doorstroomtoetsen hebben vaste afnamemomenten, meestal aan het begin van deze periode, in verband met de geheimhouding van de opgaven. De digitale toetsen worden op een voor de school geschikt moment afgenomen.

Basisscholen kunnen kiezen uit de volgende toetsen:

Scholen hoeven niet te betalen voor de door de minister toegelaten doorstroomtoetsen.

De voorwaarden voor de afname en de inhoud van de toetsen zijn vastgelegd in het Toetsbesluit PO.

Na de afname van de doorstroomtoets ontvangt de school individuele rapportages per leerling en een schoolrapportage/groepsrapportage.

Leerlingrapportage

Het leerlingrapport geeft het niveau van de leerling aan. Op het leerlingrapport staat ook vermeld welk referentieniveau is behaald per onderdeel lezen, taalverzorging en rekenen. Daarnaast geeft het leerlingrapport het schooladvies weer.

Schoolrapportage/groepsrapportage

De groepsrapportage bevat een overzicht van de resultaten van alle leerlingen.

Meer informatie over de resultaten op de verschillende doorstroomtoetsen is te vinden op de websites van de doorstroomtoetsen.

Enkele groepen leerlingen hoeven de doorstroomtoets niet te maken. Het bevoegd gezag (in de praktijk meestal de schoolleider) kan op basis van deze ontheffingsgronden besluiten dat een leerling de toets niet hoeft te maken. Dat geldt voor:

  • Leerlingen die korter dan vier jaar in Nederland wonen en de Nederlandse taal nog niet voldoende beheersen.
  • Leerlingen die een ontwikkelingsperspectief hebben met als verwachte uitstroombestemming vso-arbeidsmarkt of vso-dagbesteding.
  • Leerlingen met een IQ lager dan 75 volgens een recente IQ-test die voldoet aan de criteria van de Cotan. Als de IQ-test ouder is dan twee jaar, dienen gegevens uit het leerling- en onderwijsvolgsysteem te bevestigen dat de ontwikkeling van de leerling niet verder is dan het niveau van eind groep 5 van het basisonderwijs.
  •  

De school beslist, na overleg met de ouders, definitief of deze leerling wel of niet meedoet aan de doorstroomtoets. Wordt de leerling hiervan vrijgesteld, dan legt de school de onderbouwing van deze beslissing vast in de eigen administratie voor het geval de inspectie daar om vraagt.

Een stroomschema dat u ondersteunt bij het in kaart brengen welke leerlingen niet hoeven deel te nemen aan de doorstroomtoets, vindt u bij de vraag Moet deze leerling een doorstroomtoets maken?.

Artikel 10a Wet op het primair onderwijs

Op de websites van de doorstroomtoetsen leest u meer over de resultaten op de verschillende doorstroomtoetsen.

Alle leerlingen moeten een plek krijgen op een school die past bij hun kwaliteiten en hun mogelijkheden. Dit heet passend onderwijs. Deze vorm van onderwijs moet ervoor zorgen dat elk kind het beste uit zichzelf haalt. Scholen bieden daarom extra hulp aan leerlingen die dit nodig hebben, zoals kinderen met leer- of gedragsproblemen. Met passend onderwijs wil de overheid bereiken dat:
– alle kinderen een passende plek in het onderwijs krijgen;
– een kind naar een gewone school gaat als dat kan;
– een kind naar het speciaal onderwijs gaat als intensieve begeleiding nodig is;
– scholen de mogelijkheden hebben voor ondersteuning op maat;
– de mogelijkheden en de onderwijsbehoefte van het kind bepalend zijn, niet de beperkingen;
– kinderen niet meer langdurig thuis komen te zitten

Als primair- en voorgezet onderwijsschool, maar ook als samenwerkingsverband, kun je verschillende dingen doen om leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte te helpen aan een soepele overgang van het po naar het vo. Kijk bij de Veelgestelde Vragen onder kopje 14: Soepele overgang PO-VO voor leerling met extra ondersteuningsbehoefte.

Er zijn diverse organisaties die op het gebied van Passend Onderwijs met elkaar samenwerken. Waaronder Ouders, Bonden en belangenverenigingen, Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs, scholings- en ondersteuningsinstituten, sectororganisaties, speciale doelgroepen en Steunpunten/websites passend onderwijs.

Het Steunpunt Passend Onderwijs ondersteunt scholen, schoolbesturen en samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs bij de vormgeving van passend onderwijs. Voor vragen over passend onderwijs kunt u gebruikmaken van onze gratis helpdesk. De helpdesk is op werkdagen van 9.00 tot 17:00 uur telefonisch bereikbaar. Meer informatie over het Steunpunt Passend Onderwijs is te raadplegen via www.steunpuntpassendonderwijs-povo.nl

Speciaal voor ouders met vragen over passend onderwijs is er het informatiepunt Ouders&Onderwijs, telefoonnummer 0800-5010.
Voor vragen op het gebied van onderwijs en zorg kunnen ouders terecht bij Ieder(in), telefoonnummer 0900-2356780.

Gemeenten en jeugdinstelling
Op de website www.onderwijsjeugd.nl is veel praktische informatie te vinden als het gaat over de verbindingen tussen het (passend) onderwijs en de jeugdhulp. Ondersteuningsvragen kunnen rechtstreeks per e-mail verzonden worden naar info@onderwijsjeugd.nl.